Vissoorten

Visvijver ‘t Turkaa heeft een levendige visstand met meerdere vissoorten. De aanleg en invulling van de vijver is gebaseerd op het streven naar een gezonde en natuurlijke verhouding tussen flora en fauna. Het moet vooral een aantrekkelijke visvijver zijn met meerdere vissoorten en een visstand waarbij menig visje kan worden gevangen door alle leden. Om dit goed voor elkaar te krijgen en te houden, dient het watermilieu zo te zijn ingericht dat de verschillende vissoorten er goed in kunnen leven en dat er voldoende voedsel aanwezig is. Ook wordt het water meerdere keren per jaar bemonsterd om te kunnen zien of het water nog voldoet aan de eisen die worden gesteld aan de waterkwaliteit en onderwatermilieu.

De vissoorten die in visvijver ‘t Turkaa zijn uitgezet:

 

Blankvoorn

De blankvoorn is snel te herkennen aan de eindstandige bek en de oranjerode vlek boven het oog. Ook heel herkenbaar is dat het begin van de rugvin gelijk staat met het begin van de voorste buikvin. Deze vis vindt men in stilstaand en ook stromend water alsook het watertype is algemeen. De vissen zwemmen vaak in scholen bij elkaar nabij de bodem. Alleen met warmer weer komen de vissen naar het wateroppervlak om daar te zoeken naar in het water gevallen insecten. De paaitijd is in de maanden mei en juni en duurt maar een week! De vis zoekt dan laag water op. In de winter ligt de vis in dieper en rustiger water.
De blankvoorn is te vangen met o.a. vishennep, maden, casters, verse de vase, wormen, maïs, brood, deeg, mini pellets, erwten. Ook kunstvormen van genoemde aassoorten kunnen vangsten opbrengen.

Ruisvoorn

De ruisvoorn wordt ook wel rietvoorn genoemd. Deze vis heeft een bovenstandige bek. Is herkenbaar aan de de stand van de rugvin die zich achter de voorzijde van de buikvin bevindt. De vinnen kleuren mooi rood en de schubben glinsteren goudkleurig. Komt voor in zowel stilstaand als stromend water. De ruisvoorn is vaak bovenin het water te zien om daar voedsel te zoeken. De vis vindt het fijn als er een weelderige plantengroei aanwezig is, met daar tussen open plekken. De paaitijd is in de maanden mei t/m juli. De vis houdt zich dan graag op tussen de oeverbeplantingen.
In de winter gaat de vis ook naar dieper en rustiger water en kan dan ook op en nabij de bodem gevangen worden.
De ruisvoorn is te vangen met o.a. vishennep, maden, casters, verse de vase, wormen, maïs, brood, deeg, mini pellets. Ook kunstvormen van genoemde aassoorten kunnen vangsten opbrengen.

Winde

De winde is een voorboort met een grotere bek en kleinere schubben. De vinnen zijn roze/rood en staan zoals bij de blankvoorn. Oudere exemplaren krijgen een meer hogere en rondere lichaamsvorm. De grotere bek is nodig voor het verorberen van het voedsel dat voornamelijk bestaat uit kleine witvis. Om zich voort te planten heeft deze vis eigenlijk stromend water nodig maar bij ontbreken daarvan paait de winde ook in de oeverzone. De winde is wettelijk beschermd als soort en daarom mag men ze niet in het bezit hebben als snoekvisjes.
De winde is te vangen met o.a. maden, casters, verse de vase, wormen, insecten en namaak hiervan.

Brasem

De brasem kwam zeer talrijk voor in ons land. Maar steeds minder wordt het aantal exemplaren in de open wateren. De brasem wordt ook wel “platte” genoemd door de slanke vorm. De vis heeft een typerende ruitvorm, een lange aarsvin en een korte puntige staartvin. De vinnen kleuren grijs tot zwart.De kleur van deze vis varieert, afhankelijk van de helderheid van het water en het voorkomen en groei van waterplanten. De jonge brasem heeft net als de kopblei een lichte kleur. Dat is dan ook waarom deze jonge vissen vaak worden verward met kopblei. Vaak wordt een jonge brasem gevangen en de hengelaar noemt het dan een “bliekske”… niet juist dus!
De brasems vormen vaak scholen om gezamenlijk in modder en zand te wroeten naar voedsel. Hierbij worden modder en plantendelen weer uitgespuugd. De vis houdt zich graag op in diepere gedeelten van het water. In de avond en nacht aast de vis ook in ondiep water. De vis paait van april t/m juni en dit veelal in de oeverzones.
De brasem is te vangen met o.a. maden, casters, verse de vase, wormen, maïs, brood, deeg, pellets, bollies, erwten, bonen en kunstvormen van genoemde aassoorten. Ook een balletje deeg of voer is mogelijk.

Bliek

De bliek (ook wel kolblei genoemd) heeft net als de brasem een slanke lichaamsvorm en heeft meestal een bruinkleurige rug. Het oog is grote dan van de brasem, is kleurloos en staat op een kleinere afstand tot de bek. De borstvinnen hebben een rode aanzet. De bliek zwemt dicht tegen de bodem net als de brasem en zoekt daar naar slakken, kreeftjes, planten en algen. De paaitijd is als bij de brasem.
De bliek is te vangen met o.a. maden, casters, verse de vase, wormen, maïs, brood, deeg, pellets, bollies, en kunstvormen van genoemde aassoorten. Ook een balletje deeg of voer is mogelijk.

Zeelt

De zeelt is een krachtpatser, een echte “sportvis”. De zeelt is groenachtig van kleur, afhankelijk van de bodemstructuur en de leeftijd van de vis. Ook goed te herkennen aan de rode iris in het oog, de bolle vinnen, een nauwelijks ingesneden staartvin en de baarddraden bij de bek. Mannetjes zijn te onderscheiden van de vrouwtjes door de grotere buikvinnen en een verdikte eerste vinstraal. De zeelt houdt zich op in flink begroeide delen van het water en het liefst ook een zachte bodem. Bij het zoeken naar voedsel zuigt de vis materiaal op van de bodem. Hieruit wordt het eetbare gefilterd. Als voedsel leeft de zeelt van o.a. waterslakken, erwtenmosseltjes, kreeftachtige diertjes, insectenlarven, en plantendelen. Maar ook is deze vis niet vies van wat de hengelsporter als aas aanbiedt.
De zeelt is te vangen met o.a. maden, casters, wormen, maïs, brood, kaas, lunchworst en kunstvormen van genoemde aassoorten. Ook pellets, boilies, een balletje deeg of voer worden verorberd.

Giebel

De giebel wordt ook wel “wilde goudvis” genoemd. Deze vis heeft veelal een grijsgroene kleur. De kop is vrij puntig naar boven gericht. De vis heeft afgeplatte vinnen die zwartig van kleur zijn. De giebel is een zogenaamde “grondlaag”. Een vis die de bodem omwoelt en daarmee het water troebel maakt. Het is een alleseter en eet zowel insecten als plantendelen. De giebels eigenlijk een “gekweekte” vis, die zo is geworden door uitzetting van goudvissen in open water en daar hun kleur hebben verloren door ander voedsel.
De giebel is te vangen met o.a. maden, casters, verse de vase, wormen, maïs, brood, deeg, hennep.

Kroeskarper

De kroeskarper heeft een bronsachtige kleur en bolle vinnen die rood in zich hebben. De kroegkarper lijkt op de giebel, vooral de jonge exemplaren. De lichaamsvorm is schijfvormig, de bek is opvallend afgerond in vergelijking met de giebel. Er komen ook kruisingen voor van karper en kroeskarper maar deze hebben geen baarddraden. De jonge kroeskarpertjes zijn zeker te herkennen en te onderscheiden van de giebel aan de zwarte vlek bij de basis van de staartvin.
De kroeskarper is te vangen met o.a. maden, casters, verse de vase, wormen, maïs, brood, deeg, hennep.

Kruiskarper

De kruiskarper is een kruising (hybride) tussen een schubkarper en een giebel. Deze vis heeft dan ook van beide vissoorten enkele kenmerken. Vaak hebben zie de bouw van een giebel en kleine baarddraden van de karper. Ook is de kleur van de schubben iets meer bruin-grijzig. De kruiskarper wordt gekweekt in vijvers en heeft dus een grotere overlevingskans in onze visvijvers. Daarom wordt deze vissoort steeds meer uitgezet. Dit ook omdat men nu denkt dat deze vis meer bestand is tegen de vraat van de aalscholver doordat de vis stevig, gedrongen en sterk is, waardoor de vis zich zelf beter weet te beschermen. De kruiskarper is onvruchtbaar en daardoor is de visstand van de soort in de vijver goed bij te houden. Ook is het dus wel nodig om regelmatig kruiskarper uit te zetten om de stand op peil te houden.
De kruiskarper is te vangen met o.a. maden, casters, wormen, maïs, brood, kaas. lunchworst, pellets, boilies en kunstvormen van genoemde aassoorten.

Karper

De karper is een vissoort waarop door vele hengelsporters wordt gevist. Er zijn diverse soorten karpers; boerenkarper, schubkarper, edel- of spiegelkarper, rijenkarper, leder- of naaktkarper, volschub spiegelkarper, koi of nishikikoi. De verschillen van deze soorten ligt vooral aan het schutspatroon of het ontbreken er van. De schub- en boerenkarper zijn normaal geschubd, de spiegelkarper heeft enkele zee grote schubben, de rijenkarper een rij schubben over de lengte van de flanken, de legerkarper heeft maar een paar schubben, de volschub spiegelkarper heeft de grote schubben van de spiegelkarper maar dan verspreid over het hele lichaam. Karpers worden uitgezet voor de hengelsport. Menig visvijver staat zelfs bekend als “karpervijver”. In visvijver ‘t Turkaa zwemt maar een gering aantal karpers en is de vijver meer gericht op witvis.
De karper is te vangen met o.a. maden, casters, maïs, brood, kaas, lunchworst, pellets, boilies en kunstvormen hier van.

Baars

De baars in een echte vis voor de vijver. De baars heeft 2 gescheiden rugvinnen, waarvan de voorste uitsluitend harde stekels heeft. Op de achterzijde van de voorste rugvin bevindt zich een zwarte vlek. Over het lichaam lopen een aantal verticale, donkere strepen. De vinnen en staart kleuren rood. De baars voelt zich fijn in een niet te troebel watermilieu. De baars behoort tot de roofvissen en eet allerlei dierlijk voedsel. De grotere prooien zijn veelal vissen.
De baars is te vangen met o.a. diverse aassoorten als stukje vis, wormen en diverse soorten kunstaas.

Snoek

De snoek is een vis met een aparte lichaamsvorm. Een langwerpige bouw met kleine vinnen en een karakteristieke bek waarvan de onderkaak duidelijk langer is dan de bovenkaak. De kleuren zijn variabel, afhankelijk van het water waar deze rondzwemt. Een groenbruine kleur met goudkleurige stippen, vlekken of strepen en een witte buik vertegenwoordigen het kleurenpatroon. De snoek is een roofvis en het voedsel bestaat dan ook voornamelijk uit vissen. De snoek paart vroeg in het voorjaar en de paai duurt enkele weken. Jonge snoeken groeien zeer snel, in het eerste seizoen al wel tot ca. 30 cm. Om zich te beschermen tegen de grotere snoeken die deze visjes als voedsel zien, houden de jonge snoeken zich graag op tussen tussen weelderige plantengroei.
De snoek wordt veelal bevist met o.a. een (stukje) dood visje. Kunstaas als spinners, pluggen en zo meer…

Paling

De paling, ook wel “aal” genoemd, is een straalvinnige vis. Deze bruin tot grijsachtig gekleurde vis heeft een langwerpig lichaam en kan meer dan een meter lengte bereiken. Door de karakteristieke lichaamsbouw, lage rugkam en nauwelijks zichtbare schubben is de paling gemakkelijk van andere vissoorten te onderscheiden. De huid is slijmerig, de rugvin vormt een zoom tot aan de staartpunt. De paling is momenteel een beschermde vissoort en de sportvissers dienen de paling na vangst direct in hetzelfde water terug te zetten.
De paling is te vangen met o.a. maden, casters, wormen, maïs, stukjes vis of afval van (kippen)vlees, levertjes en lunchmeat.

Ook (onbedoeld) aanwezig in de vijver o.a.:
Roofblei

De roofblei is een grote, sterke en vooral snelle roofvis. De vis heeft afgeplatte zijdelingse flanken en een puntige kop. Door deze vorm kan de vis zich met grote snelheid door het water voortbewegen. Het voedsel bestaat hoofdzakelijk uit vis. Regelmatig kun je de vis zien jagen aan het wateroppervlak. De roofblei nadert de prooi met grote snelheid van achter, schiet onder de prooivis door om vervolgens van voren toe te slaan. Het is een vissoort die goed met de vliegenhengel is te bevissen.
De roofblei wordt veelal bevist met o.a. kleine kunstvliegen.

Zonnebaars

De zonnebaars is een veelkleurige vijvervis. Door het dominante gedrag van deze vis en de vraat van jong visbroed, kleine visjes en slakjes, komt menig zonnebaars terecht in open wateren en (natuur)vijvers waar de vis wordt losgelaten omdat de vis niet meer in de eigen vijver gehouden willen hebben. Zonnebaarzen kweken gemakkelijk voort en zo kunnen er in korte tijd een groot aantal exemplaren in het water rondzwemmen.
De zonnebaars is te vangen met o.a. maden, casters, verse de vase, wormen, maïs, brood.

Zoetwaterkreeft

Van de zoetwaterkreeft komt in ons land van nature één soort voor. Doordat er oner andere exemplaren (onbedoeld) uitgezet worden met visuitzet, komt de kreeft ook in de visvijvers terecht. Wanneer de kreeft zich goed thuis voelt in het nieuwe leefmilieu, kan het aantal snel groeien. Zelfs tot het een plaag gaat worden.
De zoetwaterkreeft knabbelt aan alles wat op voedsel lijkt en zo kun je ze zomaar vangen met de diverse aassoorten waarmee gevist wordt…